Marktwerking en beleid PBE 2022

Distributienettarieven

Tariefmethodologie

De tariefmethodologie berekent het ‘toegelaten inkomen’ voor de activiteiten aardgas- en elektriciteitsdistributie van de DNB’s op basis van het verleden. Bij een acceleratie van de kosten loopt hierdoor het toegelaten inkomen achter op de werkelijke kosten en worden de DNB’s met zogenaamde ‘mali’ geconfronteerd: tekorten op het inkomen die de winst drukken tot de hogere kosten worden meegenomen bij een volgende trendberekening (de volgende tarifaire periode gaat in vanaf 2025).

Daarom voorzag de tariefmethodologie in 2021 de mogelijkheid het ‘endogeen’ inkomen te verhogen met ‘voorschotten’. De endogene kosten zijn kosten van activiteiten eigen aan de werking van Fluvius (zoals exploitatiekosten, afschrijvingen, financieringskosten, …) en worden als ‘beheersbaar’ aanzien. Fluvius moet zorgen dat deze activiteiten kunnen worden betaald met het door de VREG ‘toegelaten inkomen’. In het kader van de versnelde uitrol van digitale meters werd dit systeem van voorschotten toegepast in 2021 waarbij het endogeen inkomen 2021 werd verhoogd. De VREG bepaalt de voorschotten per jaar.

Ook in 2022 was het bewaken van de financiële gezondheid een belangrijke strategische doelstelling van de netbeheerders. De nieuwe tariefmethodologie 2021-2024 die de regulator reeds in 2021 oplegde, heeft een ongunstige impact op de inkomsten en winstgevendheid van de gereguleerde activiteiten. De DNB’s krijgen minder middelen voor hun taken en opdrachten en de aandeelhouders krijgen aanzienlijk minder winst. Om te vermijden dat dit een negatief effect heeft op het lange termijn financieel plan drongen zich in 2021 maatregelen op. Fluvius werkte daarom een aantal mitigerende maatregelen uit die door alle Vlaamse distributienetbeheerders, waaronder PBE, werden goedgekeurd en zich situeren op de domeinen van investeringen, operationele kosten, dividendbeleid en de voorschotten die aan de regulator kunnen worden gevraagd.

Alle netbeheerders binnen de Fluvius-groep hebben in oktober 2022 beslist om gezamenlijk 119 miljoen euro aan financiële reserves in te zetten om de impact van de torenhoge inflatie op de distributienettarieven voor 2023 onder controle te houden. Deze inspanning komt bovenop het al lopende besparingstraject dat bij de start van Fluvius in 2018 werd opgestart en dat door de VREG bepaald is op 150 miljoen euro recurrent einde 2024.

Zonder die extra inspanningen zou het nettarief van een gemiddeld Vlaams gezin in 2023 met meer dan 10 procent of 137 euro stijgen (elektriciteit en aardgas samen). Met deze beslissing van Fluvius wordt de impact van de inflatie op de factuur voor 2023 beperkt tot een stijging van slechts 3 procent of ongeveer 11 euro per jaar voor elektriciteit en van 10 procent of ongeveer 21 euro voor aardgas.

Voor PBE steeg het nettarief voor elektriciteit met 28 % (81 euro).

Niet onbelangrijk daarbij is het signaal aan de financiële wereld, investeerders, banken en ratingbureaus dat Fluvius bereid is (moeilijke) beslissingen te nemen om de financiële gezondheid te vrijwaren. Dit onder meer met het oog op het bekomen van gunstige voorwaarden voor de financiering van onze werking.

Tariefvoorstel 2022

Het toegelaten inkomen voor elektriciteit daalde met 14,09% in 2022 t.o.v. 2021. Er was nagenoeg een status-quo (-0,11%) van het endogeen toegelaten inkomen 2022 t.o.v. 2021, maar er was een groter effect bij het exogeen inkomen distributie, nl. een daling van 41,09% (-6 miljoen euro).

Daardoor betaalde een gezin met een tweevoudige meter, een elektriciteitsverbruik van 3.500 kWh per jaar, gemiddeld 236 euro (in Vlaanderen gemiddeld 268 euro inclusief btw) aan nettarieven in 2022. Dat is 40 euro minder dan het jaar ervoor (in Vlaanderen gemiddeld 34 euro lager dan in 2021). Voor een prosument op het laagspanningsnet bedroeg het distributienettarief in 2021 jaarlijks 69 euro en in 2022 gemiddeld 55 euro (in Vlaanderen gemiddeld 73 euro in 2021 en 62 euro in 2022). Ook de nettarieven voor elektriciteit en aardgas voor bedrijven daalden in 2022.

Nieuwe tariefstructuur – ‘Capaciteitstarief’

De VREG kondigde in 2020 de invoering aan van het capaciteitstarief vanaf 1 januari 2022. ‘Capaciteit’ (vermogen, kilowatt) treedt hierdoor grotendeels in de plaats van ‘verbruik’ (kilowattuur) als belangrijkste criterium voor de berekening van de netvergoeding die klanten moeten betalen. Bedoeling is om verbruiken meer te spreiden om piekbelastingen te voorkomen, wat een gunstige impact heeft op de netinvesteringen.

Fluvius vroeg in 2021 uitstel van invoering van dit capaciteitstarief tot 1 juli 2022. De invoering zou anders bijna samenvallen met de ‘go live’ van het project CMS-MIG6 van Atrias, wat technisch-operationeel een extra risico betekende. De VREG was bereid om de invoering van het capaciteitstarief tot dan uit te stellen. De VREG besliste begin juni 2022 de invoering van het capaciteitstarief opnieuw uit te stellen tot 1 januari 2023. Voornamelijk de energieleveranciers gaven aan zich niet comfortabel genoeg te voelen om de belangrijke testperiode richting 1 juli 2022 aan te vatten, mede gezien de op dat ogenblik woelige energiemarkt. Dit is in het belang van de Vlaamse energiemarkt in zijn geheel. Fluvius onderschreef dit standpunt. De voorbereidingen voor de invoering van het nieuwe nettarief werden onverkort voortgezet met het oog op de invoering op 1 januari 2023.

Wijziging aansluitingscontract elektriciteit hoogspanning

Op 29 maart 2022 keurde de VREG de wijzigingen goed aan het 'Aansluitingscontract elektriciteit hoogspanning (1 kV < Un < 36 kV)'. De aanleiding van deze wijziging was de introductie van het capaciteitstarief. Specifiek moeten klanten met een grootvermogensmeting het gewenste toegangsvermogen via het Fluvius-portaal opgeven. Die modaliteiten moesten in het Aansluitingscontract worden opgenomen. Tegelijk werd een nieuwe bijlage ‘Trans LS’ opgenomen, die beschrijft wat de specifieke rechten en verplichtingen zijn die bij deze specifieke klantengroep horen.

Fluvius als tijdelijke noodleverancier

De Ondernemingsrechtbank van Brussel sprak op 7 december 2021 het faillissement uit van de Vlaamse Energieleverancier (aantal toegangspunten elektriciteit: 66.000 en aardgas: 63.000). Per 21 december 2021 werd eveneens de toegang tot de Vlaamse distributienetten ontzegd aan leverancier Watz, met toestemming van de VREG (aantal toegangspunten elektriciteit: 22.000 en aardgas: 12.000).
Dit leidde ertoe dat Fluvius de decretaal toegewezen rol van noodleverancier opnam voor de klanten van beide energieleveranciers.
Daarnaast werd Fluvius op 18 maart 2022 tijdelijke noodleverancier voor zo’n 200 gasklanten van energieleverancier AECO/Energie2030. Deze leverancier werd de toegang ontzegd tot het Vlaamse distributienet voor aardgas omdat hij zijn contractuele verplichtingen niet langer kon nakomen.

De rol van noodleverancier is een tijdelijke oplossing tot de getroffen klanten een nieuw contract hebben afgesloten bij een commerciële leverancier van hun keuze. In 2022 wijzigde het Energiedecreet de maximale termijn voor de distributienetbeheerder om als noodleverancier voor huishoudelijke afnemers op te treden van 60 dagen naar 12 maanden. Voor niet-huishoudelijke afnemers blijft de termijn 60 dagen.

De tarieven die Fluvius wettelijk dient te hanteren, liggen hoger dan de tarieven op de commerciële markt, maar zijn kosten-reflectief. Fluvius diende plots een groot aantal klanten te bevoorraden op een moment dat de marktprijzen uitzonderlijk hoog waren. De betrokken klanten werden dan ook zoals wettelijk voorzien aangespoord om zo snel als mogelijk een nieuwe leverancier te kiezen.

Toekomstige structuur Fluvius-groep

Er drong zich een hertekening van het distributienetbeheer-landschap op omdat Het Energiedecreet bepaalt dat tegen ten laatste 2025 elke gemeente voor elektriciteit en aardgas moet aangesloten zijn bij dezelfde distributienetbeheerder en dat die distributienetbeheerder ook een geografisch aaneengesloten gebied moet vormen dat bovendien minstens 200.000 aangesloten afnemers telt.

De decretale bepalingen vormden de basis voor ‘verplichte’ gebiedsuitwisselingen tussen sommige Opdrachthoudende Verenigingen wat aanleiding gaf tot enkele partiële splitsingen en fusies binnen de Fluvius-groep. Dat kadert ook in de wens van de Vlaamse Regering tot vereenvoudiging van de organisatie van het distributienetbeheer in Vlaanderen.

Om aan de regelgeving te voldoen beslisten PBE en Iverlek op hun respectievelijke Buitengewone Algemene Vergadering van december 2022 over te gaan tot een fusie vanaf 1 januari 2025, waarbij Iverlek, als overnemende entiteit, zijn naam zal wijzigen in Fluvius Zenne-Dijle. Aan de goedkeuring van deze fusie werden door PBE voorwaarden gekoppeld waaraan de Raad van Bestuur van PBE de tegemoetkoming vóór 31 december 2024 zal vaststellen. Daarnaast zullen door middel van partiële splitsingen de gemeenten Steenokkerzeel en Kampenhout voor de activiteit aardgas overgaan naar Iverlek en zullen de 16 gemeenten die via PBE deelnemen aan Fluvius Limburg voor aardgas ook overgaan naar Iverlek.

Werkmaatschappij Fluvius

Eén bedrijf – integratiewerkzaamheden bijna ten einde

De in 2018 opgestarte integratie die moet leiden tot belangrijke efficiëntiewinsten op niveau van de werkmaatschappij en de opdrachthoudende verenigingen is ver gevorderd. Binnen diverse domeinen en processen werd de beoogde uniformisering met succes bereikt.

Tijdens het jaar 2022 werden nog grote en belangrijke stappen ondernomen met het oog op de afronding van de integratie en als gevolg hiervan de realisatie van de verwachte besparing van 150 miljoen euro tegen einde 2024. Het integratieproject is per einde 2022 succesvol afgesloten.

Visie op energienetbeheer van de toekomst

De energietransitie en klimaatdoelstellingen vormen zowel wetenschappelijk als politiek, maar heel zeker ook maatschappelijk, technisch en economisch een belangrijke uitdaging voor de toekomst. Twee jaar geleden formuleerde Fluvius een ‘Visie netbeheer energie 2050’, die hierop passend inspeelt. Samen met alle betrokken stakeholders volgt Fluvius de ontwikkelingen op de voet en overlegt het om zijn noodzakelijke bijdrage aan de realisatie van de energietransitie in te passen in een globale en efficiënte aanpak.

De basis is onder meer terug te vinden in het Vlaamse Energie- en Klimaatplan waarop Fluvius zijn energievisie van de toekomst aanpast en de acties zal moeten versnellen in het kader van de elektrificatie die hiervan het gevolg zal zijn (onder andere ten behoeve van elektrische voertuigen en warmtepompen).

Fluvius richt directie Energie- en Klimaattransitie op

Sinds 1 juli 2022 heeft netbedrijf Fluvius een nieuwe directie Energie- en Klimaattransitie. Die moet de impact van de energietransitie en de klimaatadaptatie op de bedrijfsactiviteiten coördineren. Fluvius wil zo tijdig de nodige stappen zetten in het voorbereiden van de publieke nutsvoorzieningen op de maatschappelijke verwachtingen van morgen.

Investeringsplan 2023-2032

Onze samenleving bouwt het gebruik van fossiele brandstoffen af om tegen 2050 ‘klimaatneutraal’ te zijn. Dat betekent een transitie naar een nieuwe energiemix waarin vooral elektriciteit een steeds belangrijker rol speelt. Maar wat betekent dat voor onze energienetten? En welke financiële inspanningen vraagt dat? Dat schetst Fluvius in het Investeringsplan 2023-2032.

Investeringsplan in lijn met beleidsbeslissingen

Het investeringsplan vertrekt vanuit de recentste beleidsbeslissingen m.b.t. de energietransitie: de Europese initiatieven Green Deal, Fit for 55 en REPowerEU, de federale beslissingen rond fiscaliteit m.b.t. elektrische bedrijfswagens vanaf 2026 en de ambities rond mobiliteit en verwarming in de recentste versie van het Vlaams Energie- en Klimaatplan van de Vlaamse Overheid.

Stijgende elektrificatie

We houden rekening met 1,5 i.p.v. 1 miljoen elektrische wagens in Vlaanderen tegen 2030, een volledige elektrificatie van het openbare busvervoer tegen 2035 en stapsgewijs meer elektrisch vrachtvervoer. Mobiliteit zal het komende decennium sowieso de grootste impact op het elektriciteitsnet hebben, geleidelijk aan ook de verwarming van gebouwen. We gaan er van uit dat ongeveer 12 procent van de Vlaamse gebouwen in 2030 met een warmtepomp verwarmd zal worden - al zal de renovatiegraad moeten verdriedubbelen van 1 naar 3 procent per jaar in 2030 om dat doel haalbaar te maken. Volledig elektrische warmtepompen werken immers het efficiëntst in goed geïsoleerde gebouwen.

Volgens de cijfers uit de beleidsdoelstellingen van de Vlaamse Overheid houden we qua hernieuwbare productie op het distributienet voor de komende tien jaar rekening met een verdere groei van het aantal zonnepanelen en windturbines op land in Vlaanderen. Ook het bedrijfsleven heeft impact: door stijgende elektrificatie verwachten we eveneens een stijgend elektriciteitsverbruik en een stijgende piekbelasting in de industrie.

Evolutie aardgasnetten

Door de verplichte uitfasering van stookolie en het grote aantal minder goed geïsoleerde woningen in Vlaanderen houdt Fluvius voor de eerstkomende jaren nog rekening met een stijging van het aantal aardgasaansluitingen op het al bestaande net. Nadien is de verwachting dat het aantal aardgasgebruikers zal beginnen dalen.
Een ander plan is er voor het aardgasnet: ‘keep it running’. Het distributienet voor aardgas zal, als gevolg van eerdere beleidsbeslissingen, het komende decennium amper tot niet meer uitbreiden. Het is wel belangrijk dat gebruikers van het aardgasnet steeds op een veilig en betrouwbaar net kunnen blijven rekenen. Daarom zullen investeringen voor onderhoud en veilige exploitatie van het aardgasnetwerk blijven gebeuren. De projecten rond de uitrol van de digitale aardgasmeters en de conversie van arm naar rijk aardgas zullen ook afgewerkt worden. Fluvius voorziet tenslotte middelen voor proefprojecten rond groene gassen (biomethaan, groene waterstof) en power-to-gas. Het jaarlijks investeringsbudget voor aardgas zal in de komende tien jaar halveren tot 88 miljoen euro per jaar.

Oplossingen aanreiken

Het investeringsplan houdt rekening met enkele specifieke lokale uitdagingen, zoals de problematiek van uitvallende PV-omvormers in landelijke gebieden, de aanwezigheid van 230 volt-netten in historische stadscentra en de rand rond Brussel, en de noden van de Vlaamse zeehavens.

Het investeringsplan houdt er rekening mee dat op aanvraag iedereen 400V ter beschikking kan worden gesteld. Nieuwe uitbreidingen gebeuren steeds op 400V en we ervoor zorgen dat prioritair in alle cabines 400V beschikbaar wordt.

Uitgangspunten voor doelgerichte investeringen

Fluvius heeft meerdere scenario’s (met verwachte aantallen rond mobiliteit, industrie, verwarming, zonnepanelen en windturbines) op het huidige elektriciteitsnet gesimuleerd en stelt vast dat voor de komende tien jaar sowieso een extra investering nodig is. Fluvius stelt daarom een ‘no regret’-actieplan voor de periode 2023-2032 voor. Dat plan houdt in dat 30.000 kilometer of 40 procent van het laagspanningsnet (belangrijk voor gezinnen en kleine bedrijven), 6.000 kilometer of 13 procent van het middenspanningsnet (belangrijk voor grotere bedrijven en een deel van de industrie) en 22.450 of één derde van de distributiecabines die stroom over Vlaanderen verdelen aangepast of versterkt moeten worden. Tevens dienen 750.000 huisaansluitingen te worden aangepast.

Zo kunnen alle verwachte veranderingen qua mobiliteit, verwarming, in de industrie en qua hernieuwbare energie in de komende tien jaar goed opgevangen worden. Mocht de transitie toch trager verlopen dan vandaag in de berekeningen ingeschat, dan betekent dit ‘no regret’-plan geen overinvestering: we zitten dan gewoon iets voor op schema m.b.t. de uitdagingen van de verdere energietransitie.

Extra financiële inspanningen

Het Fluvius-plan om de energietransitie op te vangen vertegenwoordigt 4 miljard euro aan extra investeringen tot 2032, bovenop de eerder al geplande 7 miljard euro aan investeringen die ook zonder de energietransitie nodig zijn: denk aan het realiseren van klantaansluitingen, vernieuwingen van de netten bij wegeniswerken en het vervangen van verouderde netonderdelen. De 4 miljard euro extra voor de energietransitie betekent een stijging van de werkingsmiddelen voor Fluvius met bijna 10 procent in 2032.

Combinatie investeringen en slim netgebruik

Door een juist en massaal gebruik van de digitale meter, het goed spreiden van laden bij elektrische wagens, gunstige effecten van het capaciteitstarief en maatregelen rond flexibiliteit op het elektriciteitsnet, kan de verdere investeringskost voor de energietransitie in de distributienetten volgens de huidige inschatting beperkt worden tot 6 miljard euro tegen 2050. Worden deze maatregelen niet op grote schaal toegepast, dan zal de kostprijs richting 2050 veel hoger liggen. Aangezien iedereen via de elektriciteitsfactuur bijdraagt tot het beheer van de Vlaamse elektriciteitsnetten, is het dan ook aan te bevelen hier als samenleving werk van te maken.

Jaarlijkse bijsturing

De energietransitie staat centraal in het nieuwe Investeringsplan van Fluvius. We maken jaarlijks een doorgerekende prognose voor de komende tien jaar qua investeringen in de distributienetten voor elektriciteit en aardgas. Dat plan wordt in het voorjaar aan de overheden, stakeholders en publieke opinie voorgesteld. Na een publieke consultatieronde is het de Vlaamse energieregulator VREG die beslist of het definitieve Investeringsplan van Fluvius wordt goedgekeurd en de gevraagde middelen in de komende jaren worden vrijgemaakt.

Aanpassing reglement Toekomstfonds

Bij de initiële creatie van het Toekomstfonds was het de intentie om met de middelen uit het Toekomstfonds tussenkomsten te doen in projecten rond Openbare Verlichting, Rationeler Energiegebruik, Smart Cities/Smart Region en Klimaatneutraliteit. Deze activiteiten lagen ook in het verlengde van de activiteiten van PBE.

Na de opmaak van het reglement werd een kerntakendebat gehouden, waarbij bepaald werd dat PBE/Fluvius geen activiteiten meer zou ontwikkelen rond smart cities/smart regions. Dit werd als dusdanig ook aangepast in de statuten. Een strikte lezing van het bestaande reglement maakte het gebruik van het Toekomstfonds voor projecten rond smart cities/smart regions onmogelijk.

Omdat de financiering van dergelijke projecten vanuit het Toekomstfonds deel uitmaakte van de oorspronkelijke doelstelling van het Toekomstfonds, werd voorgesteld de tekst van het reglement aan te passen zodat er wel degelijk voor deze projecten rond smart cities/smart regions beroep gedaan kan worden op het Toekomstfonds. De Raad van Bestuur besliste deze wijzigingen voor te leggen aan het overlegforum waarin de PBE-gemeenten en de provincie vertegenwoordigd zijn, dat deze wijzigingen ondertussen goedgekeurd heeft.

Herziening overeenkomst ‘oplaadvergoeding aan OCMW’s’

De vergoeding voor oplaadpunten is historisch ontstaan bij de start van de werking bij de distributienetbeheerders als sociale leverancier met budgetmeters. In de regelgeving wordt aan de distributienetbeheerder opgelegd dat er per gemeente minstens één oplaadpunt ter beschikking moet zijn. Om dit te kunnen realiseren is een samenwerking uitgewerkt met de OCMW’s. Ten gevolge van de introductie van de selfservice oplaadterminals was de reële tijd voor ondersteuning van de klanten door OCMW-medewerkers evenwel fors gereduceerd. Dit heeft ertoe geleid dat sinds 2016 het OCMW een vergoeding per oplaadpunt ontvangt, rekening houdend met de openingsuren (bereikbaarheid) en een vergoeding per actieve budgetmeter/digitale meter in prepaid in de betrokken gemeente. Sinds de komst van de prepaid digitale meter gebeurt circa 85% van de betalingen online.

De uitgekeerde oplaadvergoeding aan OCMW’s m.b.t. het werkjaar 2021 beliep voor de totaliteit van de OCMW’s 3,1 miljoen euro. In 2022 steeg deze vergoeding fors omwille van de stijging van het aantal meters in prepaid. Gelet hierop is er nood aan een andere invulling voor de toekenning van een (oplaad)vergoeding aan de OCMW’s, alsook aan een herziening van de verdelings- en/of toekenningscriteria. Na voorafgaand overleg met VVSG werd een nieuw voorstel van contract uitgewerkt. Om de budgettaire impact van deze uitgekeerde vergoeding aan de OCMW’sbewaken onder controle te houden, werd voorgesteld om te werken met een gesloten enveloppe, te verdelen over de OCMW’s ten belope van het bedrag dat uitgekeerd werd over het werkingsjaar 2021. De totale vergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe vergoedingsmethodiek (2025).